Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zo [1]zeide de HEERE tot Aaron: Gij, en uw zonen, en het huis uws vaders met u, zult dragen de [2]ongerechtigheid des heiligdoms; en gij, en uw zonen met u, zult dragen [3]de ongerechtigheid van uw priesterambt. 1. Om het volk de vrees [waarvan in het laatst van het hfdst.17: gesproken is] te benemen, en een middel aan te wijzen, waardoor voorgekomen mocht worden, dat zulk een onheil hun na dezen niet meer zou overkomen. 2. Dat is, de straf van hetgeen aan het heiligdom en de ceremonien van dien misdaan wordt; daarom zult gij toezien dat ieder blijve binnen de perken van zijn dienst, anders zult gij daarvoor instaan. Zie Lev.5:1. 3. De straf van hetgeen aan het priesterambt misdaan wordt, wanneer gij u daarin niet wel gedraagt, of toelaat dat een vreemde in uw ambt treedt en zich daaraan vergrijpt.